Het gaat niet goed met het schooltype havo. Het aantal leerlingen dat in de vijf jaar die daarvoor staan het diploma haalt, is minder dan de helft. Aldus het jaarverslag van de inspectie, zoals afgelopen woensdag gepresenteerd. Dit collectief falen roept een fundamentele vraag op. Is het gedaan met die havo?
Natuurlijk niet. De bevindingen van de inspectie zijn juist, maar niet nieuw. In 1992 vertoonde de VPRO de documentaire ‘4havo, een klas apart’. De naakte inertie in de klaslokalen schokte de natie. En ook toen lagen de slagingspercentages op havo het laagst.
Havo is altijd een weerbarstig schooltype geweest en dat is verklaarbaar. Kinderen in het voortgezet onderwijs hebben aan de randen van het stelsel een duidelijk profiel. De groep met academische aanleg en belangstelling gaat naar het vwo. Daarnaast kiest een aantal voor ontwikkeling in een beroep. Alles wat daartussen zit, belandt op vmbo-t – de oude mavo – en havo.
Deze meerderheid kenmerkt zich door een zekere beweeglijkheid in schoolsucces. Pubers weten nog niet goed wat ze willen en kunnen. Ze hebben het buiten school druk met heel veel en hun ouders zijn steeds vaker hoogopgeleid, een status die ze ook opdringen aan hun kroost.
In dit krachtenspel gaat het wel eens mis. Vooral omdat de middelbare school in de war is.
Neem een vijftienjarige die nu op drie havo zit en na de zomer in vier havo belandt. In zijn klas zitten zittenblijvers, instromers van het vwo, van vmbo-t. Hij moet voor zichzelf een positie verwerven in de enige heterogene groep in het voortgezet onderwijs. En dan beginnen de lessen. Dat gaat steeds vaker zo. Als gevolg van personeelstekorten begrijpt een aantal leraren de stof matig.
De verschillen tussen leraren mogen groot zijn, het ritme van de schooldag is hetzelfde. Eerst uitleg in een krap instructielokaal, daarna zelf werken op weids opgezette en rumoerige leerpleinen. Daar moet het gebeuren; het is immers zijn leerproces. Letterlijk uit eerdere jaarverslagen van de inspectie: lessen zijn methodegebonden en saai; een op de drie lessen op vier havo voldoet niet aan de gangbare kwaliteitseisen. Op deze manier moddert de jonge held acht weken aan.
En dan is daar de eerste van vier toetsweken. Hiermee maakt de school zichzelf immuun voor drama’s als op het Maastrichtse vmbo. Met toetsweken zijn alle onderdelen door iedereen controleerbaar gedaan en afgevinkt. En de proefwerken bestaan veelal uit van het internet geplukte oude examenvragen – dan zitten ze meteen op het goede niveau. Maar ja, het eindexamen is over anderhalf jaar, deze leerling is net bezig, heeft geen idee waar dit over gaat en haalt lage punten.
De vijftienjarige hangt de rest van het jaar als een zoutzak in de banken. Het is immers zijn leerproces…
De conclusie ligt voor de hand. De maatschappij doet wat die wil, kinderen stromen linksom of rechtsom vaker door naar het hoger onderwijs. Die groeicijfers lijken autonoom. Maar op school kan het beter: door harder werken. Met betere leraren, (bij) geschoold in vak en onderwijzen. Leraren die toetsen wat in een klas en niet op een anoniem leerplein is geleerd.
Kinderen met een geringe affiniteit met leren op school zijn gebaat bij krachtige vakleraren die vanuit een sterke werkrelatie succes organiseren.
Dit stuk is eerder gepubliceerd in De Telegraaf
“Krachtige vakleraren die vanuit een sterke werkrelatie succes organiseren”. Zoiets moet je zeggen in een sollicitatiebrief of tijdens een sollicitatiegesprek. Val je bij voorbaat af.
Beste Ton,
Ik las altijd met veel plezier jouw stukjes in het vakbondsblad van mijn vrouw (ik ben lid van ‘die andere’ onderwijsvakbond).
Als docent in het HO vraag ik me af hoe we die havisten boeien en binden, wat is daarop jouw antwoord als leraren opleider?
Mvgr
Joost
sorry voor mijn late reactie. zie het nu pas. maar het antwoord is simpelweg goed lesgeven. een mix van urgentie, betekenis, intensiteit en controle, mocht je een van de vier niet kunnen vonden in je lessen, dan wordt het lastig. Dat en dus niet edutainment, filmpjes, computers sturen op de motivatie voor leren op school. Leren in het algemeen is van hun, maar leren op school bepaal ik.